In de afgelopen jaren heb ik een jongen bijgestaan die na een aanrijding verdachte van een misdrijf werd. Hij werd er -kort gezegd- van verdacht dat door zijn schuld een ander zwaar lichamelijk letsel had opgelopen (art. 6 Wegenverkeerswet 1994).
Wat was er gebeurd? De jongen bestuurde een tractor en toen hij met de tractor het weiland verliet en het fietspad wilde oversteken, botste een wielrenner met volle vaart tegen de voorlader van de tractor. De hulpdiensten waren snel ter plaatse en later bleek in het ziekenhuis dat de wielrenner zijn arm, schouderblad en rib had gebroken. Ook had hij een geperforeerde en ingeklapte long en een afgescheurde biceps.
De bestuurder van de tractor die nooit eerder met politie en of justitie in aanraking was gekomen, werd verdachte in een strafzaak. Hij meldde zich bij mij, werd verhoord door de politie en een zitting ten overstaan van de meervoudige strafkamer bij de rechtbank in Den Haag volgde.
De jongen betreurde dat het tot een aanrijding was gekomen, maar had in zijn beleving de maximale zorg in acht genomen. Als zijn advocaat vroeg ik inderdaad om vrijspraak, zoals ook in het krantenartikel is te lezen.
De meervoudige strafkamer van de rechtbank veroordeelde client uiteindelijk tot een forse, deels voorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke rij-ontzegging.
Tegen deze uitspraak stelden wij hoger beroep in en opnieuw verzochten we de wielrenner als getuige te horen. We wilden de wielrenner vragen stellen over o.a. zijn bekendheid ter plaatse, de situatie ter plaatse, zijn rijgedrag en zijn zicht. Dat verzoek werd eerder door de rechtbank afgewezen maar uiteindelijk door het hof toegewezen.
Nadat de wielrenner als getuige werd gehoord, werd de zaak vorige maand opnieuw behandeld door drie rechters van het gerechtshof in Den Haag. Client en zijn familie en ook de wielrenner waren op de zitting aanwezig. Een journalist ontbrak deze keer.
Tijdens de zitting vorige maand heb ik opnieuw juridisch verweer gevoerd en aan de hand van o.a. foto’s van de situatie ter plaatse en de aanvullende getuigenverklaring van de wielrenner, het onderbouwde standpunt ingenomen dat er gelet op de specifieke omstandigheden in deze zaak geen sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en verzocht om vrijspraak.
Het gerechtshof heeft inmiddels uitspraak in deze zaak gedaan en heeft alles overwegende beslist dat er in deze zaak inderdaad geen sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 en sprak client vrij van het misdrijf.
Heb je vragen op het gebied van strafrecht? We helpen je graag
Als je een dagvaarding van de officier van justitie hebt ontvangen, neem dan direct contact op met e...
lokfiets Een aantal jaar geleden is de “lokfiets” bedacht. Een lokfiets is voorzien v...
Dit blijft toch wel de meest gestelde vraag aan mij. Vaak zeg ik dan: “Stel...