De een die kijkt er bijna het hele jaar naar uit, de ander die doet zijn best om er zo min mogelijk van mee te krijgen: carnaval. Ieder jaar rond de maand februari verzamelt een groot deel van Nederland zich -gehuld in bonte outfits- in de steden onder de rivieren, die voor de gelegenheid zelfs een tijdelijke naamsverandering ondergaan. Alles aan Carnaval -van de stampvolle dansvloeren, uitgedoste cafés en de kenmerkende hoempapamuziek tot de kledingcreaties van carnavalgangers en de kleurrijke praalwagens- is veelzijdig. Die veelzijdigheid zie je eveneens terug in de verschillende rechtsgebieden waarmee carnavalgangers voor het aanbreken van de vastentijd in aanraking komen.
Rechtspersonen
Veelal worden carnavalsactiviteiten ontplooid vanuit een vereniging. Het Burgerlijk Wetboek definieert een vereniging als een rechtspersoon met leden die is gericht op een bepaald doel (art. 2:26 lid 1 BW). De vereniging is dus een rechtsvorm waarin meerdere personen zich verenigen om een bepaald doel te verwezenlijken.
Zeker in het zuiden van Nederland is het niet ongebruikelijk dat dezelfde plaats meerdere carnavalsverenigingen heeft. Een centrale leiding van al dat feestgeweld is dan onontbeerlijk. Die leiding wordt nog wel eens vorm gegeven in een vereniging of stichting, die als overkoepelend orgaan onder meer de centrale organisatie van de carnavalsfestiviteiten ten doel heeft. Het Burgerlijk Wetboek definieert een stichting als een door een rechtshandeling in het leven geroepen rechtspersoon, welke geen leden kent en beoogt met behulp van een daartoe bestemd vermogen een in de statuten vermeld doel te verwezenlijken (art. 2:285 BW).
Zowel een vereniging als een stichting betreffen dus een rechtspersoon. Kenmerkend voor deze rechtspersonen is dat het niet is toegestaan om (winst)uitkeringen te doen aan respectievelijk de leden (verenigingen) en aan de oprichters en leden van haar organen (stichtingen). Voorts dienen onder meer de oprichting, de inrichting van het bestuur en overige governance (zoals de financiële verslaggeving) van deze rechtspersonen te voldoen aan de eisen die het Burgerlijk Wetboek daaraan stelt.
Verbintenissenrecht
Daarnaast is carnaval, net als het normale dagelijkse leven overigens, een opeenstapelingen van verbintenissen. Ieder gekocht biertje is een overeenkomst die strekt tot het tegen betaling van (doorgaans) een muntje doen tappen en aangereikt krijgen van een biertje. Datzelfde geldt voor iedere geboekte carnavalsartiest en gehuurde partytent: dat zijn overeenkomsten die strekken tot het tegen een tegenprestatie -geld- verrichten van een bepaalde prestatie, respectievelijk het geven van een optreden door de betreffende artiest en het ter beschikking stellen van de partytent.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding (6:271 BW). Komt een partij bij de overeenkomst die overeenkomst niet na, dan kan dat kwalificeren als een zogeheten wanprestatie. Een door een contractspartij gepleegde wanprestatie kan recht geven op nakoming (bijvoorbeeld het alsnog geleverd krijgen van een partytent die aan de overeenkomst voldoet), maar soms ook op een schadevergoeding. Als die carnavalsartiest niet is komen opdagen, dan is nakoming onmogelijk geworden: de carnavalsartiest kan niet alsnog zijn optreden op de vooraf besproken tijd en plaats geven. Aan een optreden een week later heeft verder waarschijnlijk niemand wat. In dat geval kan op grond van wanprestatie mogelijk een schadevergoeding worden gevorderd van deze artiest.
Een andere bron van verbintenissen betreft de onrechtmatige daad. Gooien enkele vrienden -die het er niet mee eens zijn dat de kroegbaas hen om half vijf ’s nachts huiswaarts stuurt- enkele barkrukken door de ruiten van de kroeg, dan lijdt de kroegbaas schade. Deze kroegbaas kan dan bij de politie aangifte doen van vernieling, maar hij kan de vriendengroep ook op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk stellen voor de geleden schade. Het doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht en hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt kan immers kwalificeren als een onrechtmatige daad: een verbintenis die voortvloeit uit de wet (art. 6:162 BW).
Ook betreft het betalen van een vergoeding aan Buma/Stemra voor het ten gehore brengen van muziek (zulks op grond van de Auteurswet), bijvoorbeeld door plaatselijke muziekkapellen en feest-DJ’s, een verbintenis waar men mogelijk mee te maken heeft bij carnaval.
Rechtspraak
Tot slot blijkt dat carnaval nogal eens aanleiding geeft tot het voeren van juridische procedures. De volgende -bonte- voorbeelden daarvan wil ik u niet onthouden.
Verbintenissenrecht | Onrechtmatige daad: belediging (ECLI:NL:RBMID:2010:BO9540)
In deze procedure vordert eiser een schadevergoeding van gedaagde op grond van een gestelde onrechtmatige daad. Volgens eiser heeft gedaagde namelijk onrechtmatig gehandeld door zich in een advertentie in een eenmalige huis-aan-huiscarnavalskrant opzettelijk beledigend en/of onnodig grievend over eiser uit te laten. Zo heeft gedaagde eiser, de echtgenote van eiser en de werknemer van de onderneming van eiser in die carnavalskrant geafficheerd als homo en/of travestiet.
Hoewel de rechtbank aanneemt (nu zulks niet door gedaagde is betwist) dat de inhoud van de advertentie op zichzelf genomen als beledigend kan worden opgevat, is er volgens de rechtbank geen sprake van een onrechtmatige inbreuk op de eer en goede naam. De advertentie moet namelijk worden gelezen in de context van het destijds naderende carnaval, waarbij het volgens de rechtbank duidelijk is dat de lezers de advertentie ‘met een korreltje zout’ hadden moeten nemen, althans met een ludieke ondertoon hadden moeten waarderen. Carnaval wordt immers gekenmerkt door haar vrolijke aard, waarbij parodie regelmatig als stijlmiddel wordt ingezet. Mee weegt overigens dat het slechts een eenmalige advertentie betrof in een beperkt verspreide krant, alsmede dat gedaagde na het voorval zich middels een advertentie in een lokale krant had verontschuldigd.
Belastingrecht | kosten Prins Carnaval aftrekbaar? (ECLI:NL:GHARL:2019:7701)
X is in het seizoen 2010-2011 Prins Carnaval geweest. In zijn aangifte inkomstenbelasting heeft X de kosten die hij heeft gemaakt tijdens de festiviteiten getracht af te trekken van de te betalen inkomstenbelasting. Zo stelt X onder meer dat hij Prins Carnaval was om cliënten aan te trekken voor zijn onderneming en/of de BV van zijn echtgenote. De Belastingdienst en het gerechtshof gaan hier echter niet in mee. Volgens hen is niet afdoende aangetoond dat de kosten die Prins Carnaval heeft gemaakt, zakelijke kosten zijn.
Bestuursrecht | Vergunningverlening (ECLI:NL:RBOBR:2018:419)
Voor carnaval 2017 hebben verzoekers van de gemeente een vergunning gekregen om op het terras van hun café een demontabele uitbouw te plaatsen. Naar aanleiding daarvan hebben verzoekers die uitbouw op maat laten maken, kosten: € 8.270,- ex btw. Deze uitbouw is in 2017 alleen tijdens carnaval gebruikt. De rest van het jaar hebben verzoekers de uitbouw opgeslagen in een opslagruimte, kosten: € 650,- ex btw per jaar. In aanloop naar carnaval 2018 verzoeken verzoekers wederom om een vergunning voor het plaatsen van een demontabele uitbouw op het terras van hun café. De gemeente weigert dan echter die vergunning te verlenen. Verzoekers zijn het hier niet mee eens en stappen naar de rechter. Volgens de rechtbank was het de gemeente op grond van de openbare veiligheid toegestaan de vergunningsaanvraag van verzoekers te weigeren. Uit het naar aanleiding van carnaval 2017 opgemaakte verslag van het Veiligheidsoverleg Carnaval blijkt namelijk dat de uitbouw bij (onder andere) het café van verzoekers een belemmering vormt op de calamiteitenroute. De hulpdiensten adviseren derhalve om zo min mogelijk uitbouwen/overkappingen toe te staan in de straat van verzoekers. De rechter oordeelt -kortgezegd- dat het belang van de openbare veiligheid zwaarder weegt dan de belangen van verzoekers. Hoewel de openbare veiligheid dient te prevaleren, is deze uitkomst voor de ondernemer wel wat zuur. De ondernemer blijft in beginsel immers achter met de door hem gemaakte kosten voor de demontabele uitbouw.
Verbintenissenrecht | schadevergoeding voor geleden immateriële schade als gevolg van missen carnaval (ECLI:NL:RBSHE:2009:BK8209)
Het Waterschap heeft eiser een aanslag ter hoogte van € 22,74 inzake de waterschapsbelasting 2008 opgelegd. Toen eiser die aanslag niet betaalde, heeft het Waterschap executoriaal derdenbeslag gelegd op de bankrekeningen bij eiser. Vlak daarna betaalt eiser alsnog het bedrag van de aanslag. Ondanks herhaald verzoek van eiser, heft het Waterschap het beslag nog niet op. Pas na carnaval (ruim twee weken later) is het beslag door het Waterschap opgeheven. Eiser vordert naast een materiële schadevergoeding (omdat eiser twee weken niet heeft kunnen pinnen) ook een immateriële schadevergoeding van € 750,-, omdat hij -zo stelt eiser- door het beslag geen carnaval heeft kunnen vieren.
De kantonrechter oordeelt dat het Waterschap onrechtmatig heeft gehandeld door het beslag niet direct na de betaling van het verschuldigde bedrag op te heffen. Met betrekking tot de immateriële schadevergoeding neemt de kantonrechter in aanmerking dat eiser, net als veel andere ‘zuiderlingen’, enorm veel plezier beleeft aan het jaarlijkse carnaval. Echter, volgens de kantonrechter is eiser er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat eiser zodanig onder het optreden van het waterschap heeft geleden dat dientengevolge geestelijk letsel is ontstaan dat grond geeft voor een vordering tot vergoeding van immateriële schadevergoeding.
Het missen van carnaval is dus niet zonder meer voldoende grond voor een immateriële schadevergoeding. Het Waterschap stelt overigens nog dat eiser door het niet vieren van carnaval juist is begunstigd, omdat hij daardoor minder alcohol heeft gedronken en dus een langere levensverwachting heeft. Die stelling schuift de kantonrechter echter resoluut terzijde: “Die stelling (…) is niet erg op de praktijk en de werkelijkheid van het carnaval gestoeld.”
Belastingrecht | Carnavalsvereniging (ECLI:NL:RBBRE:2012:BY0954)
Het is toegestaan om giften aan stichtingen of verenigingen die zijn aangemerkt als Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI’s) af te trekken van aangifte inkomstenbelasting. Om te kwalificeren als ANBI dient de instelling zich nagenoeg geheel in te zetten voor het algemeen belang. Rechtspraak heeft uitgewezen dat ‘nagenoeg geheel’ dient te worden geïnterpreteerd als ‘voor ten minste 90%’. Een carnavalsvereniging (of stichting) kan niet worden aangemerkt als ANBI. Hoewel een van de doelen van zo’n vereniging (hoogstwaarschijnlijk) betreft het carnaval als uiting van levende volkscultuur en folklore in stand houden en bevorderen, maakt zulks niet dat deze instellingen voor ten minste 90% het algemeen belangen dienen. Primair dient een carnavalsvereniging immers particuliere belangen, zoals vermaak, ontspanning en gezellig verkeer. Aftrek van giften aan een carnavalsvereniging of -stichting is in beginsel dan ook niet mogelijk.
Deze blog is algemeen van aard en er kunnen geen rechten aan worden ontleend.
Wilt u meer weten over dit onderwerp? Wij helpen u graag !
In de praktijk gaat het in juridische procedures vaak en vooral om de feiten: wat is er gebeurd en o...
De meeste mensen zullen een juridisch geschil associëren met een gang naar de rechter. Veel jur...
Confectie, schaalvoordelen en herhaalde toepassing, dat zijn de sleutelwoorden van de 20e en 21e eeu...