Vandaag, 8 november 2019 heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven in de ‘slapers-kwestie’.
Als is voldaan aan de vereisten voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, geldt als uitgangspunt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding.
Daarbij geldt dat die vergoeding niet meer behoeft te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen.
Op dit uitgangspunt moet een uitzondering worden aanvaard als – op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden – de werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst.
Zo’n belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer. Zo’n belang kan niet gelegen zijn in de omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt.
Als de werkgever aannemelijk maakt dat die voorfinanciering leidt tot ernstige financiële problemen, kan de rechter beslissen dat betaling aan de werknemer in termijnen plaatsvindt of wordt opgeschort tot na 1 april 2020.
Vanaf 1 april 2020 geldt echter dat voor een aanvraag op grond van de Wet compensatie transitievergoeding vereist is dat de volledige vergoeding aan de werknemer is voldaan, hetgeen de werkgever verplicht tot voorfinanciering.
Voor de hoogte van de vergoeding dient niet te worden aangesloten bij de hoogte van het bedrag dat de werkgever ingevolge de compensatieregeling op het UWV kan verhalen.
Die door de werkgever te verkrijgen compensatie kan immers onder omstandigheden lager zijn dan het bedrag aan transitievergoeding waarop de werknemer recht zou hebben bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever.
Dit is bijvoorbeeld het geval als het totale bedrag aan brutoloon dat de werkgever tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid heeft doorbetaald, lager is dan de wettelijke transitievergoeding
Werknemers met een “slapend” dienstverband, dus werknemers die langer dan 2 jaar ziek zijn en geen recht meer hebben op loon, maar waarvan de arbeidsovereenkomst nooit formeel is beëindigd, kunnen dus vanaf vandaag een verzoek indienen bij de werkgever om de arbeidsovereenkomst alsnog formeel te beëindigen, waardoor de werknemer alsnog recht heeft op uitbetaling van de transitievergoeding.
Voor de berekening van de hoogte van de vergoeding dient uitgegaan te worden van de lengte van het dienstverband vanaf de datum indiensttreding tot de datum waarop de werknemer 2 jaar ziek was.
Deze blog is algemeen van aard en er kunnen geen rechten aan worden ontleend.
Mr Dick J. Bosboom
Wilt u meer weten over dit onderwerp? We helpen u graag
Wat is een “slapend” dienstverband ook al weer? Een “slapend” dienstverba...
Voor de wet is een paard een roerende zaak waar de regels van de consumentenkoop op van toepassing z...
Deze titel roept (als het goed is) bij de oplettende lezer direct de vraag op of daar dan verschil i...