In een bestemmingsplan worden ontwikkelingen van de afgelopen periode vastgelegd en gewenste toekomstige ontwikkelingen opgenomen. Voor zover alleen bestaande (vergunde) rechten worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen als bestemmingen worden opgenomen, is sprake van een consoliderend bestemmingsplan. In hoeverre moet bij de vaststelling van het bestemmingsplan echter rekening worden gehouden met particuliere plannen, zoals het vergroten van een bouwvlak of het gewijzigd gebruik van een pand?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hanteert als vaste lijn dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening dient te houden met een particulier initiatief, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan kan worden beoordeeld. Met andere woorden: het moet voor de gemeente duidelijk zijn dat er een initiatief is, de gemeente moet dit ook op tijd weten en het moet ook zodanig concreet zijn dat het beoordeeld kan worden.
Als er al een omgevingsvergunning is verleend, is duidelijk dat deze vergunde rechten worden meegenomen in de planvorming. Als er al een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend, is van belang of op grond van deze aanvraag een voldoende ruimtelijke afweging kan worden gemaakt. Het is ook mogelijk dat er nog geen aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend, maar in de zienswijzen tegen het ontwerp-bestemmingsplan wordt aangegeven welke plannen er in de maak zijn. Uit een recente uitspraak van de Afdeling volgt dat de gemeente in dat geval niet zomaar aan die plannen voorbij kan gaan.
In de betreffende zienswijzen was aangegeven dat er plannen waren om een woning te herbouwen en daar een kleinschalig bedrijf in de vorm van een consultancy- en coachingspraktijk te starten en een bed & breakfast te exploiteren. Het initiatief was duidelijk omschreven in de zienswijzen. Na afloop van de zienswijzetermijn is bij de raad nadere informatie ingediend, zoals een uittreksel uit het handelsregister, businessplannen voor de voorgenomen bedrijvigheid en een bouwtechnische keuring voor de herbouw van de woning. Ook is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld en ingediend. De gemeente wilde de plannen niet meenemen in de bestemmingsplanprocedure en stelde zich op het standpunt dat voor deze plannen maar via het omgevingsloket een omgevingsvergunning moest worden aangevraagd, waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De Afdeling gaat hier niet in mee.
De Afdeling is van mening dat het indienen van een verzoek in een zienswijze een passende en gebruikelijke manier is om een ruimtelijk initiatief kenbaar te maken. Het bestemmingsplan werd pas enkele maanden na het indienen van de nadere stukken vastgesteld. Het initiatief was voldoende concreet omschreven en op tijd kenbaar gemaakt. De gemeente had daarom genoeg tijd om de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de voorgenomen initiatieven te beoordelen. De raad mocht zich niet aan deze verplichting onttrekken met de enkele verwijzing dat daarvoor omgevingsvergunningen kon worden aangevraagd op grond van afwijkingsbevoegdheden in het plan.
In dit geval ging het om een goed omschreven initiatief. Als in de zienswijzen alleen in algemene zin wordt aangegeven dat er plannen zijn, zal dit onvoldoende zijn. De gemeente moet immers wel kunnen beoordelen of de plannen ruimtelijk aanvaardbaar zijn. Zo werd in een uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2020 bezwaar gemaakt tegen de omvang van een bouwvlak. Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan was onvoldoende duidelijk wat de uitbreidingsplannen waren. Na vaststelling van het bestemmingsplan werd een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend en verleend, maar toen was het bestemmingsplan al vastgesteld. De vergunning zag bovendien niet op alle voorgenomen plannen. De Afdeling oordeelde dat de gemeente terecht voor het in het plan opgenomen bouwvlak heeft kunnen kiezen.
Een ander laat natuurlijk onverlet dat voor een initiatief dat niet is opgenomen in een bestemmingsplan, alsnog een aanvraag om omgevingsvergunning kan worden ingediend om af te wijken van het bestemmingsplan. Maar als in de zienswijzen een initiatief concreet is omschreven, kan de gemeente niet achteroverleunen en zal zij de ruimtelijke aanvaardbaarheid daarvan moeten onderzoeken in het kader van de bestemmingsplanprocedure.
Wilt u meer informatie over dit onderwerp? Neem dan contact op met mr. L. van Schie-Kooman (vanschie@ebhlegal.nl).
Deze blog is algemeen van aard en er kunnen geen rechten aan worden ontleend.
Wilt u meer weten over dit onderwerp? We helpen u graag!
Op 1 januari 2024 zal de Omgevingswet in werking treden. Wat gaat er veranderen? Om u goed...
In het omgevingsrecht is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de bekendmaking van de...
In Nederland wonen veel mensen dicht bij elkaar. Dit leidt soms tot overlast. De gemeente...